
Een blond manneke met een lichtgroen shirt staat voor me op de tafel. Het is een Playmobil poppetje die net neergezet is door zijn ‘look a like’ Naast het poppetje verschijnen een hond, een voetbal, zwemband en allerlei andere poppetjes. Ik heb hem gevraagd wat hij allemaal leuk vindt om te doen én wie er belangrijk voor hem zijn. Binnen no time staat er van alles op de tafel. Hij glundert zichtbaar wanneer hij dit alles ziet en mij uitlegt wie het zijn en wat hij allemaal zo leuk vindt. Nu dit staat kan ik hem via zijn Playmobil poppetje vragen of hij eens neer wil zetten hoe zijn kamer eruit zag toen hij in het ziekenhuis lag. Met zorg pakt hij een ziekenhuisbed, een nachtkastje, een wc. Zijn vader krijgt een plekje in een bed naast hem en zijn hoogzwangere moeder op de stoel. Zijn eigen poppetje ligt onder de deken in het ziekenhuisbed. ‘Zo!’ zegt hij. Terwijl hij het nauwkeurig rangschikt vertelt hij hoe het was om dagelijks een vingerprik te krijgen. Hoe hij dit eerst spannend vond, maar later was het een makkie. Hoe zijn vader iedere nacht bij hem sliep en zijn moeder iedere dag langs kwam. Al pratende ontdekken we dat het zo vreemd is om te merken dat je je lijf ineens niet meer snapt, omdat het zo anders doet dan je gewend bent. Hij vertelt dat hij bijna weer ‘de oude’ is. We vergelijken het met een i-pad die aan de lader zit. Je ziet het batterijtje laden. Op hoeveel procent staat jouw batterij? Vraag ik hem. ‘Op 98%’. Zegt hij. ‘Ik denk over 2 maanden dat hij op 100% staat. Hij kan zelfs benoemen wat er nog beter kan; een paar kilo aankomen, minder snel moe zijn én nog harder kunnen schieten met voetbal. Wanneer hij dit nadien aan zijn moeder vertelt, met behulp van de Playmobil, schieten de tranen van ontroering haar in de ogen. Ook ik ben geraakt. Wauw! Wat een wijsheid voor een 7 jarige.