Gestaag duw ik haar vooruit. Ik kijk naar haar haren die wat pluksgewijs op haar hoofd pieken. We kennen elkaar nog maar net, vijf minuten. Haar ouders hebben haar aan mij toevertrouwd. Zij zijn gezamenlijk de kamer van de oncoloog in geschuifeld. Een slecht nieuws gesprek was aan hen aangekondigd waardoor ik ingeseind ben om bij hun dochter te zijn. Aan haar lichaam zie ik wat het gevecht tegen haar ziekte heeft aangericht. Haar gezicht toont aan dat haar ogen fiks beschadigd zijn en haar lijf is te moe om haar te dragen waarvoor de rolstoel is ingeschakeld.
Ik duw haar voort door de gangen van het immense ziekenhuis. Alhoewel bezoekers en patiënten voorbij haasten of schuifelen voelt het alsof wij hier de enige zijn.
Samen op een andere frequentie.
Ik klets wat tegen haar en de woorden komen haperend uit haar mond. Vooraf is mij door haar ouders, op het hart gedrukt niets tegen haar te zeggen over de situatie waarin ze verkeert. De donderwolk aan ellende hangt bijna voelbaar boven haar, boven ons.
De fontein in de hal spuit klaterend het water omhoog. Een mooi schouwspel waar ze geconcentreerd naar luistert, ze weet nog hoe mooi de fontein is uit de tijd dat haar ogen dat nog met haar konden delen.
Zittend naast de haar vertrouwde fontein komt het gesprek op huisdieren. Ze vertelt, met enthousiasme in haar stem, dat ze een konijntje had. Ze vertelt me dat het konijntje tot haar spijt is doodgegaan en als vanzelf fantaseren we over waar konijn nu is. Zo bespreken we hoe de konijnenhemel eruit zou zien en wat haar konijn daar allemaal kan. Ik ben geraakt! Deze dappere wijze meid voelt heel goed aan waar ze staat in het proces.
Wanneer we terug zijn bij de kamer van de oncoloog nemen haar ouders zichtbaar aangeslagen de handvaten van de rolstoel weer over. Ik wens haar en haar ouders alle goeds en dank hen voor hun vertrouwen. Met tranen in mijn ogen gaan we ieder onze richting…..